an Integrated Technical, Visual and Historical Study of 17th and 18th Century Dutch Painting Ensembles
Waardevolle ensembles die momenteel diepgaand worden onderzocht. Komende jaren worden ook nog andere ensembles bestudeerd.
Allegorische voorstellingen van Theodoor van Thulden
Plafondschilderingen (1684) in Trompenburg te ’s Graveland
Geschilderde kamer van Andries Warmoes in het Hofkeshuis, Almelo
Plafondschilderingen (1672) van Gerard de Lairesse voor Andries de Graeff
Plafondschildering van Nicolaes van Helt Stockade in het Trippenhuis, Amsterdam
De ‘Gouden Zaal’ in het Mauritshuis, Den Haag
De geschilderde behangsels van Jurriaan Andriessen in de ‘Beuning kamer’
De Oranjezaal in Huis ten Bosch
De beschilderde zaal in het Martenahuis, Franeker
De geschilderde behangsels in Oud-Amelisweerd
De geschilderde kamer in Huize de Dieu te Alkmaar
Breestraat 101 te Beverwijk
In het Martenahuis aan de Voorstraat 35 te Franeker bevindt zich een geschilderde kamer die een samenstel is van schilderingen en architectuuronderdelen uit verschillende perioden. Het grote, bijna vierkante, vertrek (7,5 x 7,6 meter) is gelegen aan de voorzijde op de bel-etage. Zes arcadische behangselschilderingen, van elk drie meter hoog, sieren drie wanden. Onder deze landschappen zijn er op lambriseringshoogte negen decoratieve schilderingen aangebracht en boven de toegangsdeur prijkt een bovendeurstuk.
Alle schilderingen zijn gevat in een houten betimmering die geen enkele profilering kent. Deze betimmering is voortgezet in het cassetteplafond, waarin negen diepe vakken zijn gerealiseerd met daarin ook schilderingen op doek. Eerder kleuronderzoek door Edwin Verweij toonde aan dat onder de strakke huidige witte afwerking van de betimmering tal van oude afwerklagen schuilgaan. De vroegste afwerking betreft een donkere houtimitatie met een trompe-l’oeil geschilderde paneelprofilering. Een negentiende-eeuwse schouwmantel met een gestucte negentiende-eeuwse schouwboezem completeren het geheel. Ook de luiken stammen uit deze periode. De historiserende stenen kruisvensters dateren uit ca. 1970.
Er is veel onduidelijk over hoe deze monumentale kamer zijn huidige verschijning heeft gekregen. Deze onduidelijkheid betreft allereerst de zes landschapsbehangsels. Er wordt wel verondersteld dat deze niet tegelijk zijn vervaardigd: de drie brede doeken zouden rond 1700 zijn gemaakt terwijl de drie smalle schilderingen op stilistische gronden in de tweede helft van de achttiende eeuw worden gedateerd. De vraag bestaat of deze verschillende datering gerechtvaardigd is, of dat de doeken toch uit één fase stammen. Een andere vraag is of de stukken oorspronkelijk voor het vertrek zijn gemaakt.
Ook over de decoratieve schilderingen in de lambrisering zijn er vragen; de hierin gesuggereerde lichtval blijkt namelijk niet altijd overeen te stemmen met de werkelijke lichtval in het vertrek. Ook het plafond roept vragen op. Het middelste vak wordt gesierd door een, zo lijkt het, vroeg achttiende-eeuwse schildering met architectuur en bloemen. Daaromheen zijn doeken aangebracht met een eenvoudig beige vlak en brede donkerbruine omranding. Dit betreft echter een latere overschildering. Eerder kleuronderzoek door Huub Kurvers heeft aangetoond dat hieronder decoratieve schilderingen zitten, die stilistisch rond 1900 zijn te dateren. Vraag is of deze vakken aanvankelijk leeg waren of dat de decoratieve doeken acht oudere schilderingen hebben vervangen.
De schilderingen en de architectuurelementen van de kamer worden momenteel diepgaand onderzocht. Daarbij wordt uitvoerig kleuronderzoek uitgevoerd door Annemieke Heuft (zie samenwerking) aangevuld met archiefonderzoek. Dit alles om het oorspronkelijke concept van het vertrek zo goed mogelijk te bepalen, en te achterhalen hoe, wanneer, waarom en door wie dit in de loop der tijd is veranderd.
Het onderzoek is nog in volle gang, maar reeds kon worden aangetoond dat alle zes de landschappen en de negen lambriseringsdoeken, als ook het centrale plafondstuk, allemaal tegelijk in de vroege achttiende eeuw speciaal voor dit vertrek zijn vervaardigd. Vermoedelijk stammen de werken uit eenzelfde werkplaats.
Deze kennis is van groot belang om te bepalen hoe deze kamer dient te worden gerestaureerd. De schilderingen zijn nodig aan restauratie toe: ze worden ontsierd door verkleurde overschilderingen en verdonkerd en blindgeslagen vernis. De huidige spierwitte afwerking van de houten betimmering doet bovendien ernstig afbreuk aan de ruimtelijke werking van de landschappen. Maar welke fase kan dan als uitgangspunt voor restauratie dienen? Terug naar het oorspronkelijke concept is immers niet meer mogelijk omdat tal van belangrijke elementen in het vertrek – denk aan de schouw en de luiken – van later tijd stammen. Kennis over de ontstaansgeschiedenis kan bijdragen tot een verantwoorde keuze.
Samenwerking
Het kleurhistorisch onderzoek aan de geschilderde kamer werd in 2013 uitgevoerd door Annemieke Heuft, stagiair in het kader van haar opleiding Conservering en restauratie van cultureel erfgoed van de Universiteit van Amsterdam met als specialisatie historische binnenruimtes. Een vervolgonderzoek vindt begin 2014 plaats.
Bouwhistorisch onderzoek naar het Martenahuis vond plaats door Jan van der Hoeve in 2005. Een verkennend kleuronderzoek door restaurator en kunsthistoricus Edwin Verweij dateert uit hetzelfde jaar. Kleuronderzoek aan de plafondstukken vond plaats in de periode 1969-1972 en werd uitgevoerd door Huub Kurvers (1940-2010), onderzoeker bij de toenmalige RDMZ.
Publicaties
I. Verslype, M. Van Eikema Hommes, A. Heuft, R. Jongsma, ‘De geschilderde kamer in het Martenahuis: ontstaan en oorspronkelijke verschijning’ in: Jaarboek De Vrije Fries, 2016.
A. Heuft en M. van Eikema Hommes, Deel 2. ‘De geschilderde kamer in het Martenahuis in later tijd’ in: Jaarboek De Vrije Fries, 2016.